De laatste keer hadden we het over bestaande misvattingen in het domein van intellectuele eigendom en ook deze keer zullen we ons niet inhouden om zowel de nok als de kelder van heilige economische huisjes te onderzoeken. Het huisje van vandaag bevindt zich trouwens in dezelfde straat als het vorige. Het idee van intellectuele eigendom wordt dan ook vaak aangewend om de eigen belangen te beschermen en de competitie uit te schakelen. Dus wie de vorige aflevering gemist heeft, kan deze altijd nog eens bekijken via Economyths: Intellectuele eigendom = innovatie
Maar voor we officieel van start gaan, eerst even een woordje van onze sponsors.
Heeft u het lang uitgehouden? Waarschijnlijk is het de eerste keer dat u deze vrouw hoort praten - als u überhaupt al ooit van haar gehoord had natuurlijk - maar de boodschap van deze madame, Gina Rinehart genaamd, is gekend. Bedrijven worden te zwaar belast en denken er allemaal over na om weg te trekken naar betere landen. De loonlast is te hoog. We werken niet hard genoeg. En wat dan met onze export?! De competitie uit China en Afrika is moordend! Arbeiders verdienen er $ 2 / dag en werken véél harder dan hier bij ons. Wat zijn wij toch verwend. Yada yada yada...
Ja, misschien zijn we collectief gezien wel wat verwend hier in de Westerse landen, maar als zo'n uitspraken komen vanéén van de rijkste vrouwen ter wereld die als 'startkapitaaltje' een fortuin verkreeg via een Dynasty-soapesque erfenis - zoals het een echte 'self made woman' betaamt - lijkt zo'n statement genoeg reden om serieus na te denken over een publieke kastijding met pek en veren. Al geloven we heel hard in vrijheid van meningsuiting, dus we zullen het bij een onschuldige, maar niettemin ontzettend aangename fantasie houden. Voorlopig.
De competitie van appelen en peren
Er wordt vaak en vlug vergeleken met China als de economische staat van het land bekeken wordt. Of Afrika (zoals hierboven) Of de mensen uit het Oost-Blok. De beloofde werkgeverslanden. Ergens waar het gemakkelijker is voor eigenaars en investeerders om wetgeving naar hun hand te zetten en minder loon moeten betalen. Dat we dan, als we het goed begrijpen, dienen te concurreren met landen waar arbeidersrechten tot een minimum zijn herleid - of altijd al waren - wordt minder frequent aangehaald. Ja, natuurlijk! (pas op, hyperbolen in aantocht) Laat ons allen teruggaan naar de tijd van vroeger! De mijnen! De arbeiderscités! Tuberculose en tyfus! Pure nostalgie, zeg! Terwijl Meneer Patron sigaar in de aanslag in de hoek van zijn glimlach vanuit zijn nederig chateaustulpje toekijkt hoe zijn werfleiders de € 2 per dag arbeiders aanmanen om harder te werken. Voor de 'Export'. De 'Economie'. De 'Welvaart'. En het verwarmde buitenzwembad met aanpalende jacuzzi en drijvende minibar.
Nu hoeven we uiteraard geen pleitbezorgers te zijn van een utopisch luilekkerland. Goederen moeten nog altijd gemaakt worden. Diensten geleverd. Maar het soort competitie lijkt vaak omgekeerd evenredig te werken in vergelijking met de loonschaal. Wat bedoel ik daarmee? Wel, de onderste regionen dienen vooral naar lageloonlanden te kijken voor hun competitiviteit terwijl de hoogste loonklasses (en ceo-vergoedingen, gouden handdrukken en bonussen) vooral vergeleken worden met omringende landen die over hogere loonklasses beschikken. Waarom worden deze gages niet vergeleken met een gemiddeld Afrikaans managerloon? Dat zou op zich toch ook competitief zijn? Misschien, maar uiteraard niet voordelig voor onze beaumondaine bourgeoisie.
Après nous le déluge!
Maar, zult u zeggen, het zijn die humanitaire managers en rijke filantropen die ervoor zorgen dat we het zo goed hebben in onze Westerse landen. Hun expertise en kunde zorgt ervoor dat alles draait. De economie, weet je wel? Zonder die rechtvaardige en ja, soms ook wel eens strenge captains of industry wordt het schip stuurloos. En als we ze te weinig betalen, zouden ze wel eens naar een andere rederij verkassen.
Dit is geen fulminatie tegen managers of ondernemerskunnen, die uiteraard een waardevol onderdeel vormen in een economische wereld. Niettemin lijkt deze stelling op zijn minst overschat en misschien zelfs onjuist. Ten eerste is er al een fel loonverschil als we vergelijken met hun werknemers. Dus die waardevolle expertise en kunde krijgt al een groot verhoudingsverschil in verloning. Ten tweede zijn mensen minder flexibel dan managers ze graag hebben. Zelfs die managers. Je hebt hier een huis. De kinderen gaan naar school. Hier en daar een vriend. Die grote exodus staat voorlopig dus niet op de agenda. Zolang er nog geld is voor een extra vleugel... Trouwens, als er dan werkelijk zo'n talentdrainage richting het economische beloofde land zou trekken en dat talent van heinde en verre aldaar neerstrijkt, zal de concurrentie daar minder aangenaam zijn dan verwacht en al vlug blijken dat de eieren die ze voor hun geld kozen, uitgeblazen en leeg zijn (u weet wel, met zo'n gaatje en veel kinderlijke blaaskracht)
Ten derde dienen we het sprookjesbeeld bij te stellen dat de manager of eigenaars in onze maatschappij sowieso louter een positief zijn. Vooral als ze gedurende lange tijd een machtspositie verwerven. Ze zullen invloedrijk zijn, dat zeker, maar hun persoonlijke visie over wat 'positief' is, zou misschien iets verder verwijdert kunnen liggen van wat u en ik als 'positief' zouden zien. Laten we als 'arbitrair' voorbeeld even wijlen Lang Hancock aan het woord laten, de vader van de eerder genoemde Gina Rinehart en grondlegger van hun fortuin (tot 0:45 aan het woord, wat daarna nog aan bod komt doet minder ter zake voor dit stuk, maar u bent uiteraard vrij om de video uit te kijken)
Ja, misschien zijn we collectief gezien wel wat verwend hier in de Westerse landen, maar als zo'n uitspraken komen vanéén van de rijkste vrouwen ter wereld die als 'startkapitaaltje' een fortuin verkreeg via een Dynasty-soapesque erfenis - zoals het een echte 'self made woman' betaamt - lijkt zo'n statement genoeg reden om serieus na te denken over een publieke kastijding met pek en veren. Al geloven we heel hard in vrijheid van meningsuiting, dus we zullen het bij een onschuldige, maar niettemin ontzettend aangename fantasie houden. Voorlopig.
De competitie van appelen en peren
Er wordt vaak en vlug vergeleken met China als de economische staat van het land bekeken wordt. Of Afrika (zoals hierboven) Of de mensen uit het Oost-Blok. De beloofde werkgeverslanden. Ergens waar het gemakkelijker is voor eigenaars en investeerders om wetgeving naar hun hand te zetten en minder loon moeten betalen. Dat we dan, als we het goed begrijpen, dienen te concurreren met landen waar arbeidersrechten tot een minimum zijn herleid - of altijd al waren - wordt minder frequent aangehaald. Ja, natuurlijk! (pas op, hyperbolen in aantocht) Laat ons allen teruggaan naar de tijd van vroeger! De mijnen! De arbeiderscités! Tuberculose en tyfus! Pure nostalgie, zeg! Terwijl Meneer Patron sigaar in de aanslag in de hoek van zijn glimlach vanuit zijn nederig chateaustulpje toekijkt hoe zijn werfleiders de € 2 per dag arbeiders aanmanen om harder te werken. Voor de 'Export'. De 'Economie'. De 'Welvaart'. En het verwarmde buitenzwembad met aanpalende jacuzzi en drijvende minibar.
Nu hoeven we uiteraard geen pleitbezorgers te zijn van een utopisch luilekkerland. Goederen moeten nog altijd gemaakt worden. Diensten geleverd. Maar het soort competitie lijkt vaak omgekeerd evenredig te werken in vergelijking met de loonschaal. Wat bedoel ik daarmee? Wel, de onderste regionen dienen vooral naar lageloonlanden te kijken voor hun competitiviteit terwijl de hoogste loonklasses (en ceo-vergoedingen, gouden handdrukken en bonussen) vooral vergeleken worden met omringende landen die over hogere loonklasses beschikken. Waarom worden deze gages niet vergeleken met een gemiddeld Afrikaans managerloon? Dat zou op zich toch ook competitief zijn? Misschien, maar uiteraard niet voordelig voor onze beaumondaine bourgeoisie.
Après nous le déluge!
Maar, zult u zeggen, het zijn die humanitaire managers en rijke filantropen die ervoor zorgen dat we het zo goed hebben in onze Westerse landen. Hun expertise en kunde zorgt ervoor dat alles draait. De economie, weet je wel? Zonder die rechtvaardige en ja, soms ook wel eens strenge captains of industry wordt het schip stuurloos. En als we ze te weinig betalen, zouden ze wel eens naar een andere rederij verkassen.
Dit is geen fulminatie tegen managers of ondernemerskunnen, die uiteraard een waardevol onderdeel vormen in een economische wereld. Niettemin lijkt deze stelling op zijn minst overschat en misschien zelfs onjuist. Ten eerste is er al een fel loonverschil als we vergelijken met hun werknemers. Dus die waardevolle expertise en kunde krijgt al een groot verhoudingsverschil in verloning. Ten tweede zijn mensen minder flexibel dan managers ze graag hebben. Zelfs die managers. Je hebt hier een huis. De kinderen gaan naar school. Hier en daar een vriend. Die grote exodus staat voorlopig dus niet op de agenda. Zolang er nog geld is voor een extra vleugel... Trouwens, als er dan werkelijk zo'n talentdrainage richting het economische beloofde land zou trekken en dat talent van heinde en verre aldaar neerstrijkt, zal de concurrentie daar minder aangenaam zijn dan verwacht en al vlug blijken dat de eieren die ze voor hun geld kozen, uitgeblazen en leeg zijn (u weet wel, met zo'n gaatje en veel kinderlijke blaaskracht)
Ten derde dienen we het sprookjesbeeld bij te stellen dat de manager of eigenaars in onze maatschappij sowieso louter een positief zijn. Vooral als ze gedurende lange tijd een machtspositie verwerven. Ze zullen invloedrijk zijn, dat zeker, maar hun persoonlijke visie over wat 'positief' is, zou misschien iets verder verwijdert kunnen liggen van wat u en ik als 'positief' zouden zien. Laten we als 'arbitrair' voorbeeld even wijlen Lang Hancock aan het woord laten, de vader van de eerder genoemde Gina Rinehart en grondlegger van hun fortuin (tot 0:45 aan het woord, wat daarna nog aan bod komt doet minder ter zake voor dit stuk, maar u bent uiteraard vrij om de video uit te kijken)
Een duidelijk voorbeeld van iemand die het goede beoogde met zijn politieke lobbywerk en ongetwijfeld een lichtend voorbeeld voor zijn nakomelinge. Let vooral op hoe hij omschreven wordt als 'één van de beste vrienden van de premier'. En dan durven beweren dat de hoogste regionen van big business en overheid te nauw verweven zijn. Hoe durft men!
Er is een reden waarom presidenten een maximum aantal termijnen hebben. Macht corrumpeert. Geef het genoeg tijd en het wordt een certitude. Dat is zo in de politiek en is niet anders in het zakenwezen. Als mensen dan willen wegtrekken, komt er nieuw bloed en dat hoeft met die gedachte in het achterhoofd helemaal niet zo slecht te zijn. Wat voor de één een zondvloed is, is voor de andere een rivier die de Augiasstal uitmest.
Game of competitors
Competitie zorgt er - volgens de gangbare economische theorieën - voor dat mensen met elkaar strijden om voor iemand anders 'over de meet' te geraken. Volgens dat economisch model zou het voor vernieuwing zorgen; iemand die hetzelfde maar net iets beter kan aanbieden dan zijn concurrent, of misschien een beter distributiesysteem heeft voor zijn producten, of een verkoopsargument,... zal uiteindelijk het pleit in zijn voordeel beslechten en de overhand krijgen. Tot de volgende gegadigde om de hoek komt kijken en hem het vuur weer aan de schenen weet te leggen. De drive van competitie, de wil om de grootste te hebben, zorgt voor die vernieuwing.
Enkele bedenkingen bij die theorie. De vernieuwing is in zo'n visie niet het doel van competitie. Het is enkel een nevenverschijnsel of manier om de competitie naar zijn hand te zetten. Maar er bestaan misschien ook andere manieren om de strijd naar je hand te zetten. Misschien door vernieuwing net tegen te houden bij de concurrentie. Competitie draait ten slotte enkel om het resultaat (de winst) en niet om de middelen waarop zo'n resultaat wordt gehaald (innovatie, ecologische gevolgen, sociaal aspect,...)
Een tweede bedenking is dat zo'n systeem van eeuwige strijd ontzettend dynamisch is. Het zitje op de troon is nooit veilig. Survival of the fittest, no rest for the wicked. De één na de andere aspirant eist zijn plaats op de bühne op. Of dat zouden we toch moeten zien. Niettemin geven alle cijfers aan dat de sociale stratificatie nog steeds geweldig hoog is. Dus daar lijkt toch iets niet volledig te kloppen.
De map is niet het terrein
Theorieën zijn ontzettend handig zolang ze kloppen. En dat is ook bij deze het geval. Ze gaat ervan uit dat enkelingen en bedrijven hun eigen entiteit vormen, die zich op een volledig vrije markt begeven waar iedereen met gelijke wapens strijdt. Wat als er economische kartels ontstaan in zo'n situatie? Wat als er bijvoorbeeld wetgeving bestaat die die 'ideale situatie' teniet doet. Als je bijvoorbeeld een boel patenten kan laten gelden en er via naarstig lobbywerk in slaagt om de termijn van die patenten te verlengen? En op die manier nieuwe concurrentie de mond kan snoeren (meer dan even dreigen met een duur proces is vaak voldoende) Of als er net geen regulering is en het bedrijf achter gesloten deuren een ware slavenarbeid gebruikt voor zijn producten (zo'n beetje als Willy Wonka maar dan minder schattig) Zoiets zou het bedrijf in kwestie enorme voordelen bezorgen. Zolang de kopers er geen weet van hebben of (nog beter) er niet om geven natuurlijk. Beide situaties (met of zonder overheid) hebben hun potentie tot oneerlijke concurrentie.
Ten andere lijkt zo'n situatie van continuë concurrentie en competitie eerder dystopisch als je erbij stilstaat. Die ideale staat van economie is er één waarbij je elk moment ten onder kan gaan en verliezen, waar je stressvol moet hopen dat je volgende beslissing de juiste is en vooral niet de verkeerde, waar iedereen elkaar beloert om ofwel een slag te slaan ten nadele van de competitie of zich net te verdedigen van diezelfde competitie. Die daarbij nog alomtegenwoordig en ongekend is. A dog eat dog (and pups) world.
Deze dynamische situatie lijkt in zijn uitgepuurde vorm eerder een maatschappelijke stressbom te veroorzaken waarbij iedereen gedwongen is te vechten voor de figuurlijke 'ijzeren troon' of terecht te komen in het economische loserbankje. Maar dit idee van utopische, dan wel dystopische competitie geeft een onjuiste weergave van de werkelijkheid. John Nash, bij het grote publiek vooral gekend van de biopic A Beautiful Mind met Russel Crowe, verwierf naam, faam én nobelprijs met zijn game theory. Volgens die game theory kennen de meeste economische situaties equilibrium points, punten van evenwicht dus, waar de situatie voor alle partijen voordelig is om te trachten in diezelfde staat te blijven.
Stel: in een bepaalde markt heb je twee rivaliserende conglomeraten. Mocht er een concurrentie-oorlog uitbreken tussen die twee, zouden beide partijen zoveel middelen dreigen te verliezen aan die strijd, dat een uiteindelijke 'winnaar' zoveel zou verloren hebben (geldelijk gebied, slechte naam,...) dat een derde, vierde, vijfde,... partij, die ervoor geen enkele kans maakte tegen de grote jongens, opeens wel kan concurreren. Op zo'n moment valt het status quo te verkiezen voor de twee grootsten. Beter samen aan de top, dan strijdend ten onder gaan.
De monopolie-magnaten
Er is een reden waarom presidenten een maximum aantal termijnen hebben. Macht corrumpeert. Geef het genoeg tijd en het wordt een certitude. Dat is zo in de politiek en is niet anders in het zakenwezen. Als mensen dan willen wegtrekken, komt er nieuw bloed en dat hoeft met die gedachte in het achterhoofd helemaal niet zo slecht te zijn. Wat voor de één een zondvloed is, is voor de andere een rivier die de Augiasstal uitmest.
Game of competitors
Competitie zorgt er - volgens de gangbare economische theorieën - voor dat mensen met elkaar strijden om voor iemand anders 'over de meet' te geraken. Volgens dat economisch model zou het voor vernieuwing zorgen; iemand die hetzelfde maar net iets beter kan aanbieden dan zijn concurrent, of misschien een beter distributiesysteem heeft voor zijn producten, of een verkoopsargument,... zal uiteindelijk het pleit in zijn voordeel beslechten en de overhand krijgen. Tot de volgende gegadigde om de hoek komt kijken en hem het vuur weer aan de schenen weet te leggen. De drive van competitie, de wil om de grootste te hebben, zorgt voor die vernieuwing.
Enkele bedenkingen bij die theorie. De vernieuwing is in zo'n visie niet het doel van competitie. Het is enkel een nevenverschijnsel of manier om de competitie naar zijn hand te zetten. Maar er bestaan misschien ook andere manieren om de strijd naar je hand te zetten. Misschien door vernieuwing net tegen te houden bij de concurrentie. Competitie draait ten slotte enkel om het resultaat (de winst) en niet om de middelen waarop zo'n resultaat wordt gehaald (innovatie, ecologische gevolgen, sociaal aspect,...)
Een tweede bedenking is dat zo'n systeem van eeuwige strijd ontzettend dynamisch is. Het zitje op de troon is nooit veilig. Survival of the fittest, no rest for the wicked. De één na de andere aspirant eist zijn plaats op de bühne op. Of dat zouden we toch moeten zien. Niettemin geven alle cijfers aan dat de sociale stratificatie nog steeds geweldig hoog is. Dus daar lijkt toch iets niet volledig te kloppen.
De map is niet het terrein
Theorieën zijn ontzettend handig zolang ze kloppen. En dat is ook bij deze het geval. Ze gaat ervan uit dat enkelingen en bedrijven hun eigen entiteit vormen, die zich op een volledig vrije markt begeven waar iedereen met gelijke wapens strijdt. Wat als er economische kartels ontstaan in zo'n situatie? Wat als er bijvoorbeeld wetgeving bestaat die die 'ideale situatie' teniet doet. Als je bijvoorbeeld een boel patenten kan laten gelden en er via naarstig lobbywerk in slaagt om de termijn van die patenten te verlengen? En op die manier nieuwe concurrentie de mond kan snoeren (meer dan even dreigen met een duur proces is vaak voldoende) Of als er net geen regulering is en het bedrijf achter gesloten deuren een ware slavenarbeid gebruikt voor zijn producten (zo'n beetje als Willy Wonka maar dan minder schattig) Zoiets zou het bedrijf in kwestie enorme voordelen bezorgen. Zolang de kopers er geen weet van hebben of (nog beter) er niet om geven natuurlijk. Beide situaties (met of zonder overheid) hebben hun potentie tot oneerlijke concurrentie.
Ten andere lijkt zo'n situatie van continuë concurrentie en competitie eerder dystopisch als je erbij stilstaat. Die ideale staat van economie is er één waarbij je elk moment ten onder kan gaan en verliezen, waar je stressvol moet hopen dat je volgende beslissing de juiste is en vooral niet de verkeerde, waar iedereen elkaar beloert om ofwel een slag te slaan ten nadele van de competitie of zich net te verdedigen van diezelfde competitie. Die daarbij nog alomtegenwoordig en ongekend is. A dog eat dog (and pups) world.
Deze dynamische situatie lijkt in zijn uitgepuurde vorm eerder een maatschappelijke stressbom te veroorzaken waarbij iedereen gedwongen is te vechten voor de figuurlijke 'ijzeren troon' of terecht te komen in het economische loserbankje. Maar dit idee van utopische, dan wel dystopische competitie geeft een onjuiste weergave van de werkelijkheid. John Nash, bij het grote publiek vooral gekend van de biopic A Beautiful Mind met Russel Crowe, verwierf naam, faam én nobelprijs met zijn game theory. Volgens die game theory kennen de meeste economische situaties equilibrium points, punten van evenwicht dus, waar de situatie voor alle partijen voordelig is om te trachten in diezelfde staat te blijven.
Stel: in een bepaalde markt heb je twee rivaliserende conglomeraten. Mocht er een concurrentie-oorlog uitbreken tussen die twee, zouden beide partijen zoveel middelen dreigen te verliezen aan die strijd, dat een uiteindelijke 'winnaar' zoveel zou verloren hebben (geldelijk gebied, slechte naam,...) dat een derde, vierde, vijfde,... partij, die ervoor geen enkele kans maakte tegen de grote jongens, opeens wel kan concurreren. Op zo'n moment valt het status quo te verkiezen voor de twee grootsten. Beter samen aan de top, dan strijdend ten onder gaan.
De monopolie-magnaten
Toen begin jaren '80 Ben Bagdikian, een Amerikaans journalist, in zijn boek The Media Monopoly opperde dat de media in Amerika gerund werd door slechts een vijftigtal bedrijven, werd zijn stelling afgedaan als oproerkraaierij. Het was maar een momentopname. Of het was helemaal niet zo schadelijk als hij wel voorstelde. Later in de jaren 2000 verscheen de bijgewerkte versie van zijn boek, genaamd The New Media Monopoly. Na een twintig jaar bleek dat Bagdikian de kwalijke evolutie uitstekend had geanalyseerd. Het aantal bedrijven was immers gereduceerd van 50 tot 5 grote spelers. Spelers die o.a. vaak joint ventures aangaan met elkaar en in onderlinge board of directors vaak dezelfde kliekjes vormen, waardoor het competitief gehalte ver te zoeken is (het equilibrium point, weet u nog) Als u graag weet wie die Big Five nu eigenlijk zijn, kan u hier terecht voor enkele passages uit dit uitstekende boek. Bagdikian argumenteert overtuigend dat al deze machtsaccumulatie nefast is voor de keuzevrijheid en het wereldbeeld dat het mensen geeft (bijvoorbeeld door de keuze om bepaalde onderwerpen voortdurend te belichten of indien het minder gewenst is een enkele keer weggestoken op pagina 20)
Dat zo'n mediamonopolie - of oligopolie in dit geval - voorkomt is evenwel niet nieuw. Eind 19e eeuw was er bijvoorbeeld in Frankrijk al Havas, die een mediamonopolie bezat in dat land en waar bijvoorbeeld het persagentschap AFP uit voortkwam. Berlusconi in Italië is nog zo'n voorbeeld van iemand die met zijn gigantische mediaconcentratie het publiek weet te bespelen en er zijn langdurige politieke comeback-carrière aan te danken heeft. Als man die de trechter vasthoudt, kan je immers uitstekend bepalen wat er zoal doorkomt in de huiskamers of aan de ontbijttafel. Ook Rupert Murdoch van NewsCorp staat erom bekend de politiek zwaar te willen beïnvloeden met zijn media-imperium.
Maar een monopolie gaat uiteraard veel verder dan enkel de media. Ook andere sectoren kennen monopoliegedrag. Microsoft die zijn Office-programma probeerde te verpatsen bij zijn besturingssysteem en er op succesvolle manier in geslaagd is om bijna standaard geïnstalleerd te worden in alle scholen en overheidsinstanties (Open Office, iemand?) OPEC-landen die in kartelvorm de prijzen manipuleren als het hun schikt. En het veel te onbekende DeBeers-kartel die meer dan honderd jaar de diamantindustrie domineerden (ze zouden op dit moment niet meer 90% van de markt in handen hebben maar zijn momenteel wel nog altijd de grootste vis in de vijver)
Dat zo'n mediamonopolie - of oligopolie in dit geval - voorkomt is evenwel niet nieuw. Eind 19e eeuw was er bijvoorbeeld in Frankrijk al Havas, die een mediamonopolie bezat in dat land en waar bijvoorbeeld het persagentschap AFP uit voortkwam. Berlusconi in Italië is nog zo'n voorbeeld van iemand die met zijn gigantische mediaconcentratie het publiek weet te bespelen en er zijn langdurige politieke comeback-carrière aan te danken heeft. Als man die de trechter vasthoudt, kan je immers uitstekend bepalen wat er zoal doorkomt in de huiskamers of aan de ontbijttafel. Ook Rupert Murdoch van NewsCorp staat erom bekend de politiek zwaar te willen beïnvloeden met zijn media-imperium.
Maar een monopolie gaat uiteraard veel verder dan enkel de media. Ook andere sectoren kennen monopoliegedrag. Microsoft die zijn Office-programma probeerde te verpatsen bij zijn besturingssysteem en er op succesvolle manier in geslaagd is om bijna standaard geïnstalleerd te worden in alle scholen en overheidsinstanties (Open Office, iemand?) OPEC-landen die in kartelvorm de prijzen manipuleren als het hun schikt. En het veel te onbekende DeBeers-kartel die meer dan honderd jaar de diamantindustrie domineerden (ze zouden op dit moment niet meer 90% van de markt in handen hebben maar zijn momenteel wel nog altijd de grootste vis in de vijver)
The art of (monopoly) war
“These are the rules of big business. They have superseded the teachings of our parents and are reducible to a simple maxim: Get a monopoly; let Society work for you; and remember that the best of all business is politics, for a legislative grant, franchise, subsidy or tax exemption is worth more than a Kim-berly or Comstock lode, since it does not require any labor, either mental or physical, for its exploitation.” - Frederic C. Howe
Grote multinationals betalen zelden belastingen omdat ze mits hun juridische
dienst en politiek kapitaal de wetgeving kunnen omzeilen of de gaten vinden die een kleine zelfstandige niet vindt. Dit geeft aan dat zogenaamde progressieve belastingssystemen (middels naarstig lobbywerk) vaak corrumperen tot een eufemistische benaming voor extra monopoliebescherming. Ook notionele interestaftrekken en bedrijfssubsidies zijn een vorm van marktmanipulatie die meestal de grootste bedrijven bevoordelen ten koste van de kleine ondernemingen. Meer zelfs, multinationals vissen soms publiek achter 'gratis geld' (zoals een autobouwer die bij de 'concurrerende' landen komt 'leuren' voor de meeste voordelen om een vestiging in het desbetreffende land te plaatsen)
Nochtans lijken kleine ondernemingen voor een gemeenschap meestal voordeliger omdat ze vaak meer ingebed zijn in de eigen gemeenschap (en zodoende meer gebonden zijn aan plaatselijke morele normen) terwijl de grote jongens net meer kans hebben om de willekeur van de markt te volgen en weg te trekken als hun juridisch getouwtrek de wetten en morele normen niet meer naar hun hand kan zetten.
Monopolie (of dat nu één bedrijf is of in kartelvorm) draait om controle. Controle van de prijzen, de markt, de informatie (via propaganda, marketing en intellectuele eigendom) en de wet. Monopolies worden - verkeerdelijk - het omgekeerde van competitie genoemd, met als resultaat dat traditioneel rechts-economische denkers vaak opperen dat we net méér competitie nodig hebben om zo'n monopolies tegen te gaan en de marktdominantie die vaak kunstmatig wordt veroorzaakt door overheidsmanipulatie te verkleinen. Daar zit een grond van waarheid in (bv. stel dat de overheid beslist dat bedrijven vanaf nu 40 administratieve formulieren moeten indienen, 20 testen bekostigen,... Dan zal deze kost voor een grote speler best nog te dragen zijn, maar voor een kleine garnaal vlug te zwaar worden om te dragen) maar is op zich onvolledig. Ja, de marktmanipulatie van een overheid zal altijd beïnvloed worden door economische belanghebbenden (aanleunen bij de macht kan ontzettend winstgevend zijn) maar de oplossing gaat voorbij aan een inherente natuurlijke evolutie van competitie. Namelijk, competitie is niet de oplossing voor monopolievorming, maar monopolievorming is net de uitkomst van competitie.
Succes zonder competitie
Die equilibrium points, weet nu nog? Een monopolie is zo'n evenwichtssituatie in een systeem van competitie. Het betreft hier degene die middels competitie ooit de bovenhand haalde en nu Top Dog geworden is. En alleen of samen met een bende andere Top Dogs proberen ze vanuit hun dominante positie de concurrentie, op welke manier dan ook, te fnuiken voor ze werkelijk kans maken om hen van de troon te stoten. Dat gebeurt onder andere vaak via overheid, maar zou ook in een milieu met minder overheidsinvloed nog steeds voorkomen. Competitie is nu eenmaal een spel van winnaars en verliezers, en omdat de ene wint, zal de andere noodgedwongen dienen te verliezen. In welk milieu of met welke middelen zoiets voorkomt, zal op zich weinig veranderen aan die onderliggende psychologie (wel aan de manier waarop ze zich zal uiten). Een groot overheidsbestel is gewoon een machtsnode. Wie die kan beïnvloeden zal er potentieel zijn voordeel mee doen. Gegeven dat de Top Dogs geconcentreerde economische middelen ter beschikking hebben voor die invloed, beschikken ze over een waardevol competitief voordeel. In theorie zou er mits een grote politieke bewustzijnsvorming en activering (waar politiek meer is dan om de vier jaar een stem uitbrengen) een tegengewicht kunnen komen, maar daar zitten we heden te dage ver van (over dit aspect valt uiteraard nog meer te zeggen, maar dit is niet het onderwerp van vandaag en zou ons te ver doen uitwijden).
Maar goed, terug naar onze mythe. Of je nu 'kiest' voor een monopolistisch status quo of een dynamische concurrentie; er is sowieso competitie. Dat is immers menselijk. Of dat wordt toch vaak als reden aangehaald door de pleitbezorgers van competitie. Degenen die het meest voordelen halen uit dit systeem. De Top Dogs. De vraag stelt zich logischerwijze of er een alternatief is. Een alternatief dat bovendien niet vervalt in de valse oplossing van een strikt-hiërarchisch communistisch vadertje-staat-model (het ultieme monopolie)
Wat als we succes nu eens niet gelijkstelden met competitie? Alfie Kohn, een auteur die vaak spreekt over educatie, competitie en scholing, heeft enkele belangrijke inzichten over dit al even belangrijke onderwerp. Radicaal, maar zoals hij zelf zegt, radicaal in de originele betekenis van het woord, namelijk: 'kijkend naar de wortel'. Maar laten we vooral naar de man zelf luisteren over zijn visie op competitie.
Heel veel ga ik er niet meer aan toevoegen. Een nieuw idee verdient een kort einde. Waar de verteller/auteur zich niet verliest in doordrammerige conclusies, maar de open geest naar waarde schat middels een al even open einde.
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 3.0 Unported License.
Extra: